.

 

Geschiedenis

De barnardparkiet is voor het eerst beschreven door de ornitholoog John Latham in zijn boek ‘General History of Birds’in 1822. Latham beschreef hem als barnard’s parrot en gaf hem de wetenschappelijke naam psittacus barnardi. Hiermee vernoemde hij de vogel naar de bekende ornitholoog Edward Barnard. Pas in 1863 kreeg de vogel van de Duitse ornitholoog Friedrich Finsch  zijn huidige wetenschappelijke naam, barnardius barnardi.

De ondersoort barnardius barnardi whitei (en toen ook nog de  barnardius barnardi augustus) werd(en) voor het eerst beschreven door Gregory Mathews in 1912 in ‘Novitates Zoologicae’.

Het eerste paartje barnardparkieten in gevangenschap werd gehouden door de Graaf van Derby in een volière in Knowsley, Engeland. Hij had de vogels als cadeau gekregen van John Gould in 1840. Pas vierentwintig jaar later, in 1884, worden de eerste broedresultaten met de barnardparkiet behaald door de baron von Cornely in Frankrijk.

De soorten en het verspreidingsgebied
Binnen het geslacht worden de volgende ondersoorten onderscheiden:

Barnardius barnardi  (Vigors & Horsfield, 1827)                  Barnard parkiet
B. b. barnardi  (Vigors & Horsfield, 1827)                                 Zie nominaatvorm
B. b. macgillivrayi  (North, 1900)                                              Cloncurry parkiet
B. b. whitei  (Mathews, 1912)                                                    Bleke Barnard parkiet

1. Barnardius barnardi barnardi  -           Barnardparkiet
Barnardparkieten worden veelvuldig aangetroffen in de binnenlanden van Queensland en New South Wales. Ook worden ze wel sporadisch gezien in Victoria en in Zuid-Australië.

2. Barnardius barnardi macgillivrayi      -  Cloncurryparkiet
De Cloncurry komt zoals zijn naam al zegtin de omgeving van de kleine stad Cloncurry in Noord Queensland ten zuiden van de 20e breedte graad.

3. Barnardius barnardi whitei      -           Bleke Barnardparkiet
De bleke barnardparkiet komt voor van Flinders Range tot het uiterste westen van Nieuw-Zuid-Wales en tot het noordoosten van Zuid-Australië en Zuidwest Queensland.

In het verleden werden ook nog 2 andere ondersoorten onderscheiden, namelijk de barnardius barnardi augustus en de barnardius barnardi lindoi. Door de ornithologen worden beiden nu echter als lokale kleurvariaties beschouwd.

Uiterlijke kenmerken van de soorten
Weinig andere vogels bezitten zo’n variatie aan groene en  blauwe pastelkleuren als de barnardparkiet. De barnardparkiet is dan ook zonder te overdrijven een sieraad voor elke volière.

1. Barnardius barnardi barnardi (Barnard parkiet)

De barnardparkiet is overwegend groen gekleurd. Deze groene kleur kent vele variaties. Zo zijn de borst en de buik lichtgroen, terwijl de rug veel meer donkergroen van kleur is. De vogel bezit een kenmerkende rode voorhoofdsband die op zijn beurt weer is afgezet met een smalle geelgroene band. De bovenschedel is groen. Dit groen gaat naar de achterschedel over in olijfgroen en wordt gescheiden door een gele nekband. De wangen en de zijkanten van de hals zijn gedeeltelijk blauw wat doorloopt tot onder de snavel. De mantelveren zijn donker groenblauw evenals de middelste vleugeldekveren.
De vleugelbocht en de buitenste vleugeldekveren zijn helder blauwgroen, de vleugelranden diep ultramarijn blauw. De grote vleugeldekveren zijn zwart met een blauwe buitenvlag.
Ongeveer in het midden van de borst bevindt zich een vrij brede gele band over de gehele breedte waarin ook oranjekleurige veren voorkomen. De hals, borst, buik, dijen en anaalstreek zijn groen.
De bovenstaartdekveren licht blauwgroen en de onderstaart bleek groen. De bovenste grote staartveren zijn blauw gekleurd. De vogel bezit donkerbruine ogen, een lichtgrijze snavel, grijze poten en zwarte nagels. De barnardparkiet is ongeveer 35 cm. groot

Geslachtsonderscheid

In de literatuur wordt aangegeven dat de pop duidelijk fletser van kleur is als de man. Een betere graadmeter is de grootte van de kop en met name de snavel. De snavel is bij de man duidelijk breder en groter, terwijl de kop van de man vaak ook groter is dan die van de pop. Ook hebben poppen veelal een zogenaamde ‘wingstripe’, ern witte vleugelstreep aan de onderzijde van de slagpennen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat ook sommige jonge mannen deze ‘wingstripe’ laten zien. In de meeste gevallen verdwijnt deze echter na de eerste volledige rui.  

Jonge barnardparkieten  lijken op de ouders maar zijn in het geheel wat minder vol van kleur.
Na ca. 1 jaar zijn ze op volle kleur. Net als bij de ouder vogels zal, bij het bepalen van het geslacht, gekeken moeten worden naar het verschil in grootte van de snavel en de kop.

2. Barnardius barnardi macgillivrayi      -  Cloncurryparkiet
De Cloncurry is kleiner dan d ebeide andere rassen. Zij is effen groen van kluer en op de bovenzijde wat donkerder dan op de onderzijde. De wangen zijn groenblauw. De rode voorhoofdsband ontbreekt.

Geslachtsonderscheid

Zie bij barnardius barnardi barnardi.

3. Barnardius barnardi whitei (Bleke Barnardparkiet)

De kleur is gelijk aan dat van de barnardius barnardi barnardi echter de groene kleur is bij deze soort, met name op de borst en de buik, veel bleker van kleur. De voorhoofdsband is oranjerood. Verder is er meer variatie in de kleur en is de rug grijsgroen met een donkerblauwe waas. De bleke barnardparkiet is 35 cm. groot

Geslachtsonderscheid

Zie bij barnardius barnardi barnardi.

Verspreidingsgebied

De barnardparkiet houdt zich bij voorkeur op in Mallee gebieden, hetgeen ook tot uiting komt in de engelse benaming, mallee ringneck parrot. ‘mallee’ is het Australische woord voor een vegetatie van een hoger en minder dicht type struikgewas dat bestaat uit dwergachtige eucalyptus – struiken

Deze struiken schieten verspreid op uit het omringende stekelige gras en het lagere kreupelhout.
Het woord ‘Mallee’ is dan ook afgeleid van deze dwergvormige eucalyptus - struiken, ‘de mallees’, die bestand zijn tegen een zeer droog klimaat en 3 tot 10 meter hoog kunnen worden.
Dit ‘mallee landschap’is in Australië rijkelijk vertegenwoordigt en beslaat ongeveer 7% van het totale oppervlak van Australië. Naast mallee gebieden komt de barnardparkiet ook voor in eucalyptusbossen en langs de oevers van rivieren. Ze worden vaak waargenomen in paren en of kleine groepjes.
Ze vertoeven veel op de grond waar ze op zoek zijn naar voedsel. De voeding in het wild  bestaat vooral uit zaden van grassen en allerlei wilde planten, vruchten, bloesemnectar, bladknoppen en diverse soorten insecten en hun larven.

Karakter 

Barnardparkieten willen nog wel eens vechtlustig zijn, vooral tegenover soortgenoten. Dit vechtlustig karakter maakt dat bij het samenstellen van de paren er goed op gelet moet worden of de vogels elkaar verdragen. Bij het samenstellen van paren kunnen het beste jonge vogels bij elkaar geplaatst worden. Jonge vogels zijn veel verdraagzamer tegenover elkaar. In het algemeen zullen deze paren dan ook , wanneer ze geslachtsrijp zijn, geen problemen opleveren. Het is ook erg belangrijk om niet direct, bij verlies van een partner, een andere partner te geven. In een dergelijk geval is het beter de vogels eerst aan elkaar te laten wennen en ze in naast elkaar liggende rennen te plaatsen. Voor het verkrijgen van goede broedresultaten is het van belang geen broedstellen naast elkaar te plaatsen, maar de aangrenzende ren(nen) te bevolken met niet verwante soorten, zoals bijvoorbeeld roodvleugelparkieten, barrabandparkieten, prinses van wales parkieten, kakariki’s e.d.

De ervaring is dat ze redelijk snel wennen aan de volière en hun verzorger. Vooral als er jongen zijn en er nieuw voedsel wordt gebracht dan zitten ze vaak al in de binnenvolière op je te wachten.

Huisvesting

Een volière waarin barnardparkieten worden gehouden dient een goed afgesloten en droog nachtverblijf  te bezitten. De ren dient een lengte van 3 á 4 meter te hebben en ± 1 meter breed te zijn. Gezien hun vechtlust, met name in het broedseizoen, is het noodzakelijk dat ze paarsgewijs in aparte rennen gehouden worden.Daarom worden alle rennen uitgevoerd met dubbelgaas en  een apart nachtverblijf.

Broedproces in het wild

In Australië broeden barnardparkieten van augustus tot november. Ze broeden meestal in uitgeholde takken en holten in stammen van bomen. Deze holten hebben een diepte die kan variëren van 60 cm tot 1,2 meter. De hoogte van de nestholten varieert van 2 tot 9 meter boven de grond. De poppen leggen 4 tot 6 witte eieren, die om de dag gelegd worden. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. De broedduur is 19 dagen. De jongen zijn bij de geboorte voorzien van witte dons. Ze vliegen na 35 dagen uit en worden, alvorens ze zelfstandig zijn, nog 3 weken door de ouders (bij)gevoerd. 

De voeding in gevangenschap

De voeding van mijn barnardparkieten bestaat uit een zaadmengsel voor grote parkieten.
Naast dit zaadmengsel krijgen de vogels elke dag een mengsel van geweekt kiemzaad en eivoer.
De verhouding tussen het zaad en het geweekte kiemzaad/eivoer-mengsel is één op één. Twee keer per week meng ik, ondanks dat de vogels er ook vrij over kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpen grit door het kiemzaad. Natuurlijk krijgen de vogels ook regelmatig fruit en groenvoer. Ook verstrek ik 2 keer per week een snee witbrood. Vooral als er jongen zijn eten ze hier graag van. De vogels, ook de jongen, doen het op deze voeding prima. Oh ja, regelmatig ga ik in de zomer op zoek naar (onbespoten) gras- en onkruidzaden. Deze worden met een heggenschaar geknipt en in grote bossen  neergehangen in de volière. Het is een genot om te zien hoeveel plezier je hier de vogels meedoet.

A. van Kooten


E-mail: info@speciaalclub.nl
www.speciaalclub.nl


Barnardparkiet

Barnard Parkiet

Introductiepagina  | Roodrugparkiet | Veelkleurenparkiet | Paradijsparkiet | Goudschouderparkiet | Blue Bonnet Parkiet | Barnard Parkiet | De Port Lincoln | Barraband Parkiet | Bergparkiet

Speciaalclub Exoten en Parkieten