Het genus Neochmia bestaat uit twee soorten, met respectievelijk een en drie ondersoorten. De Binsenastrilde werd in het verleden gezien als de enige vertegenwoordiger van het genus Bathilda. Tegenwoordig wordt de Binsenastrilde, samen met de Zonastrilde, ondergebracht binnen het genus Neochmia.
1: De Binsenastrilde, Neochmia r.ruficauda.
2: De Binsenastrilde, Neochmia r.clarescens.

Het binsenastrilde bestand is, sinds het uitvoerverbod in Australië, in Nederland opgebouwd uit in gevangenschap gehouden exemplaren. In de begin jaren zestig en zeventig is geen rekening gehouden met de ondersoort, waartoe de kweekvogels behoorden. Het gevolg is dat in Europa nauwelijks meer sprake is van een zuivere nominaatvorm, Neochmia r.ruficauda, dan wel ondersoort, Neochmia r.clarescens.
Wel is tijdens de kweekselectie gedurende deze tijd steeds getracht vogels te kweken met een zo helder mogelijke kleur en een zo groot mogelijk masker. Het gevolg van deze kweek- en selectiewijze is, dat de Binsenastrilde, die wij in Nederland kennen, een andere vogel is, dan die in de vrije natuur voor komt. De in de standaard beschreven binsenastrilde is dan ook vastgelegd onder de naam Neochmia r. domestica.

Tevens is door deze kweekselectie, al dan niet gewild, een echte cultuurvogel ontstaan, met zowel in kleur en tekening als fysiek, onderlinge verschillen. Een tweede gevolg van deze domesticatie is het ontstaan van een aantal kleurmutaties.
De beschreven standaard van de Binsenastrilde zal dan ook uiteen vallen in diverse paragrafen te weten:
1: Algemeen.
2: Erfelijkheidsleer en veerstructuur.
3: Fysieke standaard.
4: Beschrijving van de kleurslagen.

DE BINSENASTRILDE, Neochima ruficauda domestica.
Algemeen:
Nederlands: Binsenastrilde
Duits: Binsenastrild.
Engels: Starfinch.
Frans: Diamant ruficauda.

De verspreiding van de Neochmia r.ruficauda is centraal Queensland, tot het noorden van Rockhampton en zuidelijk tot New South Wales. De ondersoort, Neochmia r.clarescens, komt voor in het noorden van Western Australie van Sharkbay oostelijk tot aan Kimberley. De in Europa gekweekte verschijningsvorm is een domestica vorm, ontstaan uit kweekselectie gedurende verschillende decennia.
Zoals veel van de andere prachtvinken leven de binsenastrilden in groepen. Hun voedsel bestaat uit allerlei halfrijpe graszaden, die ze behendig uit de aren plukken. In de regentijd wordt er gebroed, de koppels zonderen zich dan van de groep af. Het nest wordt gebouwd van grashalmen en veren in is terug te vinden in het dichte struikgewas. Het legsel bestaat uit 3 tot 6 eieren. De jongen worden vooral met insecten gevoerd.

ERFELIJKHEID EN VEERSTRUCTUUR
De veerstructuur van de Binsenastrilde is te verdelen in een drietal veergroepen. In deze veergroepen is het pigmentbezit als volgt vastgelegd:
. Masker en bovenstaartdekveren. De bevedering van de kop, het masker en de bovenstaartdekveren bevat rood carotenoide.
. Rug- en vleugeldek, borst, flanken en staartpennen. De bevedering bevat zwart eumelanine en een beperkte hoeveelheid bruin eumelanine, waarop de blauwstructuur werkt en geel lutein.
. Buik en onderstaartdek. De bevedering bevat geel lutein.
Naast het bezit van melanine en carotenoide kleurstoffen in de bevedering, bevat de Binsenastrilde carotenoide in de hoorndelen.
Bij de Binsenastrilde kent men de volgende mutaties.
. De cinnamon mutatie: De oorsprong van de cinnamon mutatie bij de Binsenastrilde is niet achterhaald. Duidelijk is geworden, dat midden jaren tachtig van de vorige eeuw, in Denemarken reeds met de, toen nog pastel genoemde, bruine Binsenastrilde werd gekweekt. Bij de Binsenastrilde is de cinnamon mutatie in de kleur van het groen te herkennen. Deze wordt wat lichter, meer beigegroen van kleur.
. De pastelmutatie: Begin jaren negentig van de vorige eeuw werd in midden Italië in een stam binsenastrilden een andere mutatie aangetroffen. Een eerste verkenning deed een pastelmutatie herkennen. De melanine in de kop, het rug- en vleugeldek, borst, flanken en staartpennen is gereduceerd, wat overblijft zijn grijsgroene tinten.
. De oranjesnavelmutatie: De jaren zeventig van de vorige eeuw lijken aangemerkt te kunnen worden als de brondatum van de oranjesnavelmutatie. De oranjesnavelmutatie bevindt zich in Nederland in een goed ontwikkeld stadium. Deze mutatie heeft als gevolg, dat het carotenoide niet volledig tot rood kleurt, maar als oranje waarneembaar is. Deze mutatie is herkenbaar aan de kleur van de snavel, het masker en de bovenstaartdekveren.
. De bontmutatie: De bontmutatie bij de Binsenastrilde is voor de kweek van tentoonstellingsexemplaren minder gewenst. Deze mutatie bestaat reeds lang. De oorsprong is door ons niet achterhaald. Deze mutatie heeft een partiële melanine blokkade tot gevolg.

FYSIEKE STANDAARD VAN DE BINSENASTRILDE:
Formaat:
Een Binsenastrilde moet minimaal 11 cm lang zijn. Het formaat moet aangepast zijn aan het model van de vogel.
Model:
De Binsenastrilde is een relatief slanke vogel, maar mag beslist niet smal of iel zijn. Van opzij gezien moet de borstlijn, vanaf de onderkant van de snavelinplant, tot aan de anaalstreek, een regelmatig gebogen lijn vormen. De rug moet, vanaf de nek tot aan de punt van de staart, een bijna rechte lijn vormen. De staartpennen zijn trapsgewijs verlengd tot en met de twee middelste pennen, die iets langer zijn. De borst is vrij zwaar en moet van voren gezien goed rond zijn. Het achterlijf mag niet de indruk wekken, zwaar of uitgezakt te zijn. De kop is niet fors en breed en moet een ronde, gebogen lijn vormen. De schedel mag niet afgeplat zijn. De kop - neklijn is een iets gebogen lijn.
Staart:
De staart is iets trapsgewijs verlengd.
Houding:
Een Binsenastrilde moet rustig op stok zitten, onder een hoek van plm. 60° met het horizontaal en hoog op de poten staan. Foutief is de stand, waarbij de anaalstreek a.h.w. op de stok rust. De vleugels moeten strak langs het lichaam worden gedragen en de vleugelpunten moeten aansluiten op de stuit.
Conditie:
Een goede lichamelijke conditie is een eerste vereiste.
Poten:
De poten moeten recht en stevig zijn, zonder verruwingen of vergroeiingen. De tenen moeten goed om de stok klemmen. Aan elke poot bevinden zich vier tenen, waarvan 3 naar voren en 1 naar achter zijn gericht. Aan elke teen bevindt zich een iets natuurlijk gekromde nagel.
Ringmaat: 2,5 mm.
Snavel:
De snavel is kegelvormig en slank, zonder beschadigingen. De onder- en bovensnavel moeten goed op elkaar sluiten. De lijn snavel - schedel moet vloeiend verlopen.
Bevedering:
De bevedering van de Binsenastrilde dient compleet te zijn en wordt gaaf en aaneengesloten gedragen. Een Binsenastrilde met slijtage aan de veren of vuile bevedering komt niet in aanmerking voor een hoge puntenwaardering
TEKENINGPATROON:
. Masker:
Het masker dient zo uitgebreid mogelijk te zijn en wordt, voor de man in ieder geval, minimaal afgesloten door een regelmatig gevormde kleurscheiding, welke over het achterhoofd loopt, achter langs de oorstreek, richting keel, onder de ondersnavel langs. Bij de poppen beperkt dit masker zich minimaal tot een regelmatig gevormde kleurscheiding, welke over de bovenschedel loopt, achter langs het oog, richting ondersnavel.
. Stiptekening:
De stiptekening begint op de keel en wangen en verloopt verder over het gepigmenteerde deel van de borst en flanken, om te eindigen op de bovenstaartdekveren. De stippen zijn regelmatig verdeeld en regelmatig van vorm. De stippen bevinden zich in iedere top van de veer en worden omsloten door een zoom, welke bestaat uit de basiskleur van de veer. De stippen zijn op de keel en wangen beperkt van omvang en worden richting achterlichaam steeds groter.
. Borst en flanken:
De kleurafscheiding tussen de borst en flanken en de buik wordt gevormd door een regelmatig gebogen en scherp afgetekende lijn, welke loopt over de borst en langs de flanken tot aan de staartinplant.
. Vleugeldektekening:
Op het vleugeldek kan een tekening aanwezig zijn, welke gevormd wordt door een lichter gekleurde zoom aan elke veer. Het bezit van deze tekening heeft een duidelijke voorkeur.
. Bovenstaartdekveertekening:
De bovenstaart dekveren vormen samen een puntvorm, die tot ongeveer een derde van de staart reikt. De veren zijn richting top donker en tonen aan het einde een lichte punt. Deze lichte punten zorgen voor tekening op de staart


E-mail: info@speciaalclub.nl

www.speciaalclub.nl

Kenmerk is het rode masker met witte stippen

Binsenastrilde

Australische prachtvinken | Spitsstaartamadine roodsnavel | Gordelgrasvink | Maskeramadine | Gouldamadine | Diamantvink | Binsenastrilde | Bichenowastrilde | Ceresamadine | Bruinborstrietvink

Speciaalclub Exoten en Parkieten

Terug naar de homepage

Hier het masker in detail