MUSKAATVINKJE - Lonchura punctulata

Muskaatvink Lonchura punctulata Linnaeus 1758
Ondersoorten:
L.p.fretensis
L.p.nisoria
L.p.subundulata
Vaderland : Ceylon en Indie
Broedduur : 12 dagen
Ringmaat : 2,5 mm
Uitvlucht na: 21 dagen
Lengte : 12 centimeter
Kleur : chocoladebruin met witte stippen

Zo ongeveer stond de Muskaatvink tot december 1988 in mijn kaartenbakje geregistreerd. Toen las ik in Onze Vogels (het maandblad van de NBvV) een artikel van Lucas van Praet over deze aantrekkelijke vogel, waar ik al een aantal jaren achtereen broedresultaten mee weet te behalen.

In dat artikel werden de opvallendste verschillen van de 5 van de 12 ondersoorten die (sporadisch) in de handel te krijgen zijn beschreven.
Zijn bevindingen, die van A. Rutgers en F. Robiller en natuurlijk mijn eigen ervaringen met deze veelgehouden maar relatief weinig gekweekte vogels wilde ik U niet onthouden.

De zang van deze vogels is onbeduidend en beter te zien dan te horen. De man staat dan steil omhoog, de veren van de borst zijn opgezet en de kop wordt heen en weer bewogen. Daarbij hoor je dan een zacht gemurmel en enige dunne fluittonen. Dit zingen is ook de enige manier om de seksen te onderscheiden.
Ik adviseer U dan ook Uw Muskaatvinken door middel van een kleurringetje te merken, zodat U in de voličre goed kan zien of een of meerdere vinkjes zingen.
Let wel: dit is het enige betrouwbare middel. Indien een 
handelaar of kweker U wijzend op uiterlijke verschillen een 
"stelletje" aanbiedt heeft U (en dat geldt voor bijna alle 
Lonchura-soorten) naar alle waarschijnlijkheid te maken met verschillende ondersoorten of nog niet uitgekleurde jongen.

Ondersoorten
Bij de muskaatvink kunnen we hier in Nederland te maken krijgen met de nominaatvorm L.p. punctulata en de volgende vier ondersoorten: 

  • fretensis

  • nisoria

  • subundulata

  • topelea 

Daarnaast kennen we nog een achttal andere ondersoorten te weten: 

  • cartervaria

  • fortior

  • sumbaye

  • blassi

  • particeps

  • cabansi

  • topela 

  • yunnanensis

L.p. punctulata
De nominaatvorm komt in India en Pakistan voor. De bovenzijde van het lichaam is sterk roodbruinachtig bruin. Witzwarte dwarsbanden lopen over de zwarte stuit.
De vogel heeft een scherpe schubbentekening op de borst en de onderstaartdekveren zijn wit. De bovenstaartdekveren en de middelste twee staartpennen zijn geelachtig bruin.
De buitenste donkerbruine staartveren hebben geelbruine zomen. De veerpartijen aan de onderzijde zijn geelbruin, terwijl die aan weerszijden van het lichaam meer zwart zijn.

L.p. cartervaria
In het Noordoosten van India bewoont het ras L.p. cartervaria de Khasia-bergen.
Het is de overgangsvorm naar het ras L.p. subundulata. Deze vogels hebben een minder duidelijke bandtekening. Hij heeft ook een scherpe borsttekening maar de onderstaart- dekveren zijn gevlekt op een isabelkleurige ondergrond.De veerpartijen aan de stuit en bovenstaartdekveren zijn meer olijfgeel. Op de flanken loopt een grijsbruine schubtekening. Dit ras komt voor in West Birma.

L.p. fretensis
Het ras L.p. fretensis heeft een donkerder kopkleur dan de vorige vorm.Ook staat de schubtekening aan de onderzijde van het lichaam dichter bij elkaar. Deze vogels leven op Malakka en Sumatra.

L.p. nisoria
Op Java en Bali komt men het ras L.p. nisoria tegen. De bruine veerpartijen zijn matter van tint en de bruine stuit wordt door lichte en zwartachtige banden overtrokken. Bovenstaartdekveren en staartpennen zijn grijs. Bij de fretensis zien we weinig schubtekening op de rug, bij nisoria een duidelijke schubtekening.

De beide laatstgenoemde ondersoorten hebben een tweekleurige snavel. Hierdoor zullen deze ondersoorten ook al gauw worden aangezien voor bastaarden van de Japanse meeuw.

L.p.fortior
De muskaatvinken van het ras L.p.fortior komen op Lombok en Soembawa voor. Ze hebben aan de onderzijde een lichtroodbruine schubtekening. Bovendien zijn de overige bruine veerpartijen wat matter van tint.

L.p. sumbaye
Het ras L.p. sumbaye is genoemd naar het verspreidingsgebied, het eiland Soemba dat tot de kleine Soenda eilanden behoort. Het belangrijkste onderscheid met de andere vormen zijn de brede, roodbruin gezoomde veren aan de onderzijde van het lichaam. Deze zijn donkerder dan bij L.p. fortior, maar lichter dan bij de nu volgende rassen.

L.p. blassi
De L.p. blassi heeft als karakteristiek kenmerk naast de brede, zwartbruine schubvormige, donkergekleurde en bruinachtig gele bovenstaartdekveren. De staartveren hebben dezelfde kleur. Hun stamland strekt zich uit van de eilanden Flores tot Timor en de Timor-eilanden Babber en Tenimber.

L.p. particeps 
Op Sulasewi leeft het ras L.p. particeps waarvan de bovenstaartdekveren grijsgroen zijn, evenals de staartpennen, De schubtekening aan de onderzijde van het lichaam is licht roodbruin, terwijl de bruine veervelden naar verhouding veel matter zijn.

 L.p. cabansi
Het ras L.p. cabansi komt voor op de Filippijnse eilanden Luzon, Palawan, Mindoro en Panay en op de Calamianese eilanden. Op Cebu werd dit ras door de mensen ingevoerd.
De kopzijden van deze vogels zijn wit! Een levendig roodbruin loopt over de voorkant van de wangen en de keel. De bovenkop is donkerder bruin dan de matbruine rug. De stuit is grijsbruin. De bovenstaartdekveren, het middelste staartverenpaar en de middelste startpennen zijn geelachtig grijs. Over de onderstaart trekt een donkerder tekening. De onderzijde van het lichaam geeft een grijsachtige indruk. De borstveren zijn voorzien van licht bruinachtige zomen. Ook is de flanktekening contrastrijker. De vogels zijn kleiner dan dien van het ras L.p. particeps.

L.p.topela 
Bij L.p.topela is de schubtekening minder duidelijk afgelijnd. Deze vorm wordt ook wel de Chinese muskaatvink genoemd. Ze lijken veel op de L.p.canabesi maar zijn over het geheel veel levendiger van kleur. De schubvorming is in het midden van de onderkant wat somberder bruin en wordt naar de zijden toe steeds breder. Dit ras leeft in Thailand, Cambodja, Laos en Vietnam. 

L.p. yunnanensis
Donkerder bruin is het ras L.p. yunnanensis dat voorkomt in Zuidwest China en in Noordoost Birma.

Door de mens werden muskaatvinken uitgezet in Australië (de omgeving van Sidney en Brisbane) en op de Hawaii-eilanden, Mauritius, Reunion en de Seychellen.

De Kweek
Door A. Rutgers wordt voor het broeden een goed begroeide voličre aanbevolen,waarin dan geen andere Lonchura-soorten aanwezig mogen zijn. De nestjes moeten achter een scherm van klimop en dennetakjes worden verborgen en daarin gaan de vogels nestelen. Als nestmateriaal gebruiken ze in de vrije 
natuur grashalmen, bamboeblaadjes en fijne plantendeeltjes gebruikt. De vogels zijn volgens hem zeer storingsgevoelig.

Bij mij hebben verschillende stellen Muskaatvinken hun nestgebouwd in:
-een kanariekastje tegen een met vuurdoorn begroeide muur, gebouwd van kokosvezels.
-een rieten korfje in een vlierstruik (kokosvezel)
-een tropenkastje met sluipgang tegen een gazen scheidingswand hooi).
-verschillende flessevormige nestkastjes (kokosvezels)
In een gezelschapsvoličre,o.a. met kleine afrikaantjes, komen ze goed tot hun recht. Tegenover de medebewoners van de voličre gedragen ze zich vriendelijk.
Dat is tevens een nadeel: in een gezelschapsvoličre met brutale vogels zoals zebravinken en rijstvogels, die hun woningen nogal eens kraken of van de inboedel ontdoen.

Omdat ik, in tegenstelling tot de aanbeveling van Rutgers, wel Nonnen en Meeuwen in dezelfde vlucht heb en het jeugdkleed van de meeste soorten ook allemaal hetzelfde chocoladebruin is, blijft het in een gezelschapsvoličre lang een verrassing van wie de eieren en later van wie de jongen zijn.
De ontknoping kan verrassend lang op zich laten wachten want afhankelijk van hun geboortemaand verloren de jongen bij mij soms pas na 7 maanden hun jeugdkleed.
De vogels als eerstejaars op de TT zetten is dus bijna niet mogelijk; 
zij mogen dan ook als overjarige vogels worden ingezonden.
De vogels zijn in zoverre storingsgevoelig dat het mij nog nooit gelukt is om een Muskaatvink op het nest te betrappen. 
Ondanks dat ik dagelijks in de voličre kom waarin zij broeden, zijn er alleen al in 1990 zestien jonge Muskaatjes op stok gekomen. 
De Muskaatvinken eten bij mij wat de pot schaft: een mengeling van kleine witte maden, buffalowormpjes en Universeelvoer is naast het zaadmenu het opfokvoer.

De keuring
De keuringseis voor de Muskaatvink van de NBvV is duidelijk geënt op de nominaat- vorm: een eenkleurige snavel en een scherpe schubbentekening op rug en borst.
Overigens wordt ook alleen met de nominaatvorm vrij regelmatig gekweekt.
Dus tenzij U het echt met iets speciaals wilt proberen, zou ik die andere ondersoorten maar laten zitten. Het onderling kruisen van de ondersoorten is ten zeerste te ontraden

Op de TT hebben ze het tot nog toe goed gedaan: ze halen al gauw 89 punten. In IJsselstein behaalde mijn dochter (ik had er ook enkele met haar 2,3 ringen van de NBvV geringd) in 1988 het jeugdkampioenschap met een van deze vogels, die met 90 punten werd gewaardeerd. Op deze, bij tropenkwekers hoog genoteerde onderlinge wedstrijd was er geen hoger gewaardeerde tropische vogel te vinden.

Wij hebben jaarlijks minimaal 6(3 stel durf ik niet meer te zeggen) Muskaatvinken van minimaal 2 jaar oud om het komend seizoen te trachten wederom jongen op stok en in de TT kooi te krijgen. En er is in de 17 jaar dat ik nu met deze stam kweek nog geen jaar geweest dat er geen enkel vogel op de TT kon worden aangeboden.

tekst: Henk Rens Culemborg

 

Terug naar de homepage

Tropische vogels | Afrikaanse prachtvinken | Australische prachtvinken | Zebravinken | Japanse meeuwen | Wevers en wida's
| Insecteneters | Vruchteneters | Gorzen | Duiven en kwartels

Otto van Reesweg 45
4105 AB Culemborg

Telefoon: 0345-518326

E-mail: info@speciaalclub.nl